De volgende bewerkingen zijn van toepassing op
verschillende toepassingen:
Druk kort op de aan/uit-toets om een ander profiel te kiezen
of om het apparaat uit te schakelen of te vergrendelen.
Als een toepassing
meerdere tabbladen
bevat (zie afbeelding),
opent u een tabblad door
op de navigatietoets naar
rechts of links te drukken.
Selecteer
Terug
om de
instellingen die u in een
toepassing
geconfigureerd hebt, op
te slaan.
Als u een bestand wilt opslaan, selecteert u
Opties
>
Opslaan
. Afhankelijk van de gebruikte toepassing zijn er
verschillende opslagmogelijkheden.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u
Opties
>
Zenden
. U kunt een bestand in een e-mailbericht of een
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
23
multimediabericht verzenden, of gebruikmaken van
verschillende verbindingsmethoden.
Om te kopiëren houdt u de Shift-toets ingedrukt en selecteert
u de tekst met de navigatietoets. Houd de Shift-toets
ingedrukt en selecteer
Kopiëren
. Om te plakken bladert u
naar de plek waar de tekst moet komen, houdt u de Shift-
toets ingedrukt en selecteert u
Plakken
. Deze methode
werkt misschien niet in toepassingen die over hun eigen
kopieer- en plakopdrachten beschikken.
Als u verschillende items, zoals berichten, bestanden of
contacten, wilt selecteren, bladert u naar het betreffende
item. Selecteer
Opties
>
Markeringen aan/uit
>
Markeren
om één item te selecteren of
Opties
>
Markeringen aan/uit
>
Alle markeren
om alle items te
selecteren.
Tip: Als u bijna alle items wilt selecteren, selecteert u
eerst
Opties
>
Markeringen aan/uit
>
Alle
markeren
, daarna selecteert u de items die u niet wilt
en vervolgens
Opties
>
Markeringen aan/uit
>
Markering opheffen
.
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een bijlage bij
een document) bladert u naar het object, zodat er vierkante
haken aan beide zijden van het object verschijnen.